zondag 24 november 2013

Onverschilligheid



Onverschilligheid


“Weet je waar ik nou echt een grondige hekel aan heb?”
“Geen idee Bep ... wanbetalers, vervelende zeikerds, mannen?” probeer ik lachend.
“Nee mop, onverschilligheid, ’t lijkt wel of ’t steeds erger wordt. Niemand die ze eige nog ergens druk om maakt. Het is ieder voor zich en god voor ons alle.” 

“Ze hadde deze maand per ongeluk twee keer de huur van me rekening afgetrokke – kan gebeure- dus ik bel de woningbouw. Kom je eerst in een keuzemenu. Toets 1 voor dit, 2 voor dat en ga zo maar door. En dat duurde en dat duurde. Tege de tijd dat het afgelope was wist ik al niet meer waar ik nou eigenlijk voor belde. Dus ik opnieuw gebeld –dit keer goed opgelet- krijg ik de telefoniste. Ik leg ’t uit aan die dame, tenminste, dat probeer ik maar ze laat me amper uitprate. “Ik verbind u door” zegt ze, zit ik een half uur lang naar een harp te luisteren – ik hou helemaal niet van harp- maar daar schijn je rustig van te worde, nou ik niet. Ik werd d’r bloednerveus van. Krijg ik eindelijk iemand aan de lijn... word ik verbroke. Dus wéér belle, begint dat hele gedoe weer opnieuw. Wat me dat een tijd heb gekost, om over de telefoonkoste nog maar te zwijge. Ja, zegt die telefoniste, ik kan d’r ook niks aan doen.
Nee dat is nou juist het probleem, niemand kan d’r wat aan doen. Maar ondertusse gebeurt ’t wel en kan je nergens je ei kwijt.”

“Afijn ik had zo de pest in, ik denk ik ga voor me vertier nog maar effe lekker naar de markt want daar kikker ik altijd van op. Effe een frisse neus halen. Aan een frisse neus is nog nooit iemand dood gegaan tenslotte. Maar ’t was wel errug fris, zeg maar gerust stervens koud. Ik denk, weet je wat... ik pak de bus want die stond er. Ik probeer zo goed en zo kwaad als ik ken te renne met me rot knie. Ik tik nog tege het raampie. Nou, hij ree gewoon weg. Vroeger was er altijd nog wel iemand die tege de chauffeur zei, dat er nog iemand mee wilde. Nee, nu zitten ze je met ze alle onverschillig an te kijke met van die grote visseoge en de bekke half ope. Ze zien je niet eens staan, laat staan dat ze wat zegge. Te druk met hun koptelefoontjes. Dus kon ik mooi nog een kwartier in de kou wachte op de volgende bus.”

“Eindelijk komt ie d’r an. Ik stap in -helemaal verkleumd, en ik zie die chagrijnige kop van die chauffeur al hé. Dus ik zeg “goeiemiddag chauffeur, heb U misschien een collega die Remi heet?”
Kijkt die bullebak me toch venijnig an.
“Nee, hoezo?” zegt ie nors.
“Nou dan heb je collega tóch een nieuwe bril nodig, want hij rijd zo voor me neus weg en doet net of ie me niet ziet.”
Daar kon hij toch niks an doen?
Nee daar gaan we weer, niemand kan er wat aan doen. Dus ken je nergens je gif spuie.
“Misschien kan u het aan Remi doorgeve?” vraag ik nog vriendelijk.

“Maar ik laat me vertiertje niet verknalle dus ik ga lekker zitte. Zie ik opeens een paar van die opgeschote knape en die zitte een oud mensie te treitere. Echt vervelend doen en jenne en kliere. Niemand die iets zegt he, ’t kan niemand wat schele. Die vissekoppe hebbe ’t te druk met hun mobieltje en een grote kerel kijkt verveeld uit ’t raampie en doet net of ie niks hoort of ziet. Ik bedoel maar... die onverschilligheid. Schelde ze dat mens uit voor heks, dus ik zat me te verbijte. En ja hoor bij de eerstvolgende halte moste die knape d’r uit. Ik was nog niet bij de markt maar ik denk... jullie zijn mijn. Dus ik d’r achteran. Ik grijp de knaap met de grootste muil in ze kippenek en ik vraag suikerzoet; “zeg lieverd, heb jij geen oma?” Ja eerst paaie en dan er op los hé. Nou hij had een hele lieve oma zei die. Ik zeg, hoe zou jij het vinde als ze werd gepest door een stelletje raddraaiers?”
”Nou niet leuk natuurlijk.” Zegt ie timide. Het muntje viel en met een beschaamde kop drope ze af. Kijk, iemand moet er toch een keertje wat van zegge anders lere ze het nooit.”

“Ach Bep, ik weet ook niet wat het is, of de mensen durven er niets meer van te zeggen of het laat ze gewoon koud.”
“Ja, maar het mooiste mot noch komme” zegt Bep glunderend.

“Ik voelde me dus heel wat hé na die laatste preek. Ik denk bij me eige, zo Bep dat heb je keurig opgelost zonder je hande vuil te make. De dominee zou d´r jaloers op weze. Kom ik bij de markt staat daar zo’n jochie van pak weg, een jaar of dertien. Die staat daar fikkie te stoke. Lekker, brandend papier in de glasbak proppe. D’r lope zat mense langs en niemand die d’r wat van zegt. Aangezien ik me dag toch al had zeg ik tege dat knapie, “Zo mop, geef jij die aansteker maar ’s aan tante Bep.” Hij geeft me braaf die aansteker en ik vraag... doe je dat thuis ook?.......... “ 

Bep begint plotseling te gieren en slaat hard met haar hand op tafel waardoor de muntjes van het schoteltje stuiteren en over tafel dansen. Haar gierende uithalen gaan over in een soort gehinnik. De tranen rollen over haar wangen. Ze trekt een stuk wc papier van de rol die voor haar op tafel ligt en veegt de mascara van haar wangen.
” Ik vraag dus, doe je dat thuis ook? Wat denk je dat ‘t knapie zegt.”
“Geen idee Bep” zeg ik geschrokken.

“Nee ...... want we hebben thuis geen glasbak!!!”

© Ingrid Punt

4 opmerkingen:

  1. Ik vind het verhaal prachtig en goed verteld, maar de punch-line is zwak, beetje jammer

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dank je wel voor je reactie en commentaar Jan, voor mij was de 'punch-line' vrij duidelijk, maar ik heb het verhaal dan ook zelf geschreven. Wellicht had ik de uiteindelijke grap anders moeten brengen? 'Ik zal het 'probleem' eens aan Bep voorleggen.' ;=)

      Verwijderen
  2. Wat een heerlijk verhaal weer.
    Het is inderdaad waar, het kan de mensen allemaal niet meer boeien, het is alleen nog ikke, ikke, ikke en de rest kan stikke. Jammer is dat.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Klopt Anneke, ikzelf -en Bep uiteraard helemaal- kunnen zich daar mateloos aan storen.
      Had ik je trouwens al eens bedankt voor het lezen van mijn verhalen/ gedichten etc. en je reacties? Bij deze dan. 'Dank je wel Anneke ;-) "

      Verwijderen