vrijdag 29 november 2013

Borsten


Borsten


'Hé, goedemorgen mop, alles goed?'
Bep is druk bezig met het lappen van de spiegels boven de toilettafels.
'Geduld hoor schat, ik mot eerst nog effe een lappie over de wc bril halen. Ga maar effe op mijn stoel zitte' zegt ze met een knipoog, maar haar blik duld geen tegenspraak.
Nou vooruit, ik laat me op haar stoel vallen en observeer Bep die zichzelf nu uitvoerig en kritisch in de spiegel staat op te nemen.

'Attenojeleheine, je wordt er met de jare toch ook niet mooier op hé?'
Met een verbeten gezicht trekt ze een grijze haar uit haar voorhoofd en onderwerpt deze aan een grondige inspectie.
'Broos, je haren worden niet alleen grijs, ze worden ook broos. Op mijn hoofd wordt het steeds minder en onder me kin zijn ze niet weg te trimme. Een rimpel hier, een vlekkie daar. En dan die slappe nek, kijk nou, ik lijk wel een kalkoen.'

'Dat valt toch nog best mee Bep?' zeg ik sussend.
'Zeg schat, wie heb jou zo lere liege?'
Ik haal mijn schouders op en doe er verder het zwijgen toe. Want als ik iets van Bep geleerd heb dan is het wel dat ze altijd gelijk heeft -zelfs als dit niet zo is. Mijn blaas is me heilig, dus discussie gesloten.

Bep lacht alweer vriendelijk als er een lange, rondborstige dame op hoog gehakte pumps de toiletruimte binnen loopt.
'Nog effe wachte dame, dan maak ik eerst de bril nog effe schoon.'
Bep kijkt me vragend aan, en ik knik. Bep moet duidelijk haar ei nog even bij me kwijt, dus ik lieg dat ik alle tijd heb.
'Gaat u gang dame, de kust is veilig' grinnikt ze.

'Krijg nou tiete, zag je die voorgevel?' fluistert ze terwijl ze de deur achter de dame sluit.
'Hoezo Bep?'
'Dat is een kerel, echt, en die bos hout was net zo nep als die gouwe lijssies om de spiegels.
Ik kijk haar ongelovig aan.
'Mot jij straks maar 's oplette.'

Met ingehouden adem wachten we tot even later het toilet wordt doorgetrokke en de rondborstige dame bespied door onze verholen speurende blikken naar de wasbak loopt. Ze draait de kraan open en steekt haar -enorme- handen onder de zeeppomp. Bep wenkt met haar ogen naar haar voeten en inderdaad ... reusachtig. De dame werkt haar knalrode lipstick nog even bij, legt een muntje op het schoteltje en wenst ons - met een hese zware stem- nog een goedemiddag.

'Nou wat zei ik je,' zegt Bep met een zelfvoldane blik.
'Nep, nep en nog 's nep, maar wel knap dat ze dat tegenwoordig allemaal kunne hé? Je moest echt heel goed kijke. Maar ik heb nou eenmaal oog voor borste. Dat komt natuurlijk omdat ik vroeger in de lingerie heb gezete.'

'Wat denk je ... zoude ze hier ook nog wat van kenne make? '
Voor ik er erg in heb duwt ze haar enorme gemoed onder mijn neus.
'Nou Bep, ze zijn toch al groot genoeg?' vraag ik onnozel.
Nee, an het formaat mankeert niks, maar ze kenne wel een beetje omhoog getrokke worde, vindt je niet?
Ik bedoel, als ze van een vent een lekkere meid  kenne make dan mot er voor mij toch ook nog hoop zijn.'
'Je bent goed zoals je bent Bep, sus ik nogmaals hardleers.'
Ze duwt me richting toiletdeur, 'schiet nou maar op Pinokkio, het toilet is al lang vrij.

Wanneer ik het toilet verlaat staat Bep met haar boezem tegen de spiegel gedrukt.
'Ja hoor, veel beter en dan mijn kippennek een beetje strakker, ik denk dat ik straks effe de Agis bel, kijke of ze dat vergoede.'


© Ingrid Punt november 2013







zondag 24 november 2013

Onverschilligheid



Onverschilligheid


“Weet je waar ik nou echt een grondige hekel aan heb?”
“Geen idee Bep ... wanbetalers, vervelende zeikerds, mannen?” probeer ik lachend.
“Nee mop, onverschilligheid, ’t lijkt wel of ’t steeds erger wordt. Niemand die ze eige nog ergens druk om maakt. Het is ieder voor zich en god voor ons alle.” 

“Ze hadde deze maand per ongeluk twee keer de huur van me rekening afgetrokke – kan gebeure- dus ik bel de woningbouw. Kom je eerst in een keuzemenu. Toets 1 voor dit, 2 voor dat en ga zo maar door. En dat duurde en dat duurde. Tege de tijd dat het afgelope was wist ik al niet meer waar ik nou eigenlijk voor belde. Dus ik opnieuw gebeld –dit keer goed opgelet- krijg ik de telefoniste. Ik leg ’t uit aan die dame, tenminste, dat probeer ik maar ze laat me amper uitprate. “Ik verbind u door” zegt ze, zit ik een half uur lang naar een harp te luisteren – ik hou helemaal niet van harp- maar daar schijn je rustig van te worde, nou ik niet. Ik werd d’r bloednerveus van. Krijg ik eindelijk iemand aan de lijn... word ik verbroke. Dus wéér belle, begint dat hele gedoe weer opnieuw. Wat me dat een tijd heb gekost, om over de telefoonkoste nog maar te zwijge. Ja, zegt die telefoniste, ik kan d’r ook niks aan doen.
Nee dat is nou juist het probleem, niemand kan d’r wat aan doen. Maar ondertusse gebeurt ’t wel en kan je nergens je ei kwijt.”

“Afijn ik had zo de pest in, ik denk ik ga voor me vertier nog maar effe lekker naar de markt want daar kikker ik altijd van op. Effe een frisse neus halen. Aan een frisse neus is nog nooit iemand dood gegaan tenslotte. Maar ’t was wel errug fris, zeg maar gerust stervens koud. Ik denk, weet je wat... ik pak de bus want die stond er. Ik probeer zo goed en zo kwaad als ik ken te renne met me rot knie. Ik tik nog tege het raampie. Nou, hij ree gewoon weg. Vroeger was er altijd nog wel iemand die tege de chauffeur zei, dat er nog iemand mee wilde. Nee, nu zitten ze je met ze alle onverschillig an te kijke met van die grote visseoge en de bekke half ope. Ze zien je niet eens staan, laat staan dat ze wat zegge. Te druk met hun koptelefoontjes. Dus kon ik mooi nog een kwartier in de kou wachte op de volgende bus.”

“Eindelijk komt ie d’r an. Ik stap in -helemaal verkleumd, en ik zie die chagrijnige kop van die chauffeur al hé. Dus ik zeg “goeiemiddag chauffeur, heb U misschien een collega die Remi heet?”
Kijkt die bullebak me toch venijnig an.
“Nee, hoezo?” zegt ie nors.
“Nou dan heb je collega tóch een nieuwe bril nodig, want hij rijd zo voor me neus weg en doet net of ie me niet ziet.”
Daar kon hij toch niks an doen?
Nee daar gaan we weer, niemand kan er wat aan doen. Dus ken je nergens je gif spuie.
“Misschien kan u het aan Remi doorgeve?” vraag ik nog vriendelijk.

“Maar ik laat me vertiertje niet verknalle dus ik ga lekker zitte. Zie ik opeens een paar van die opgeschote knape en die zitte een oud mensie te treitere. Echt vervelend doen en jenne en kliere. Niemand die iets zegt he, ’t kan niemand wat schele. Die vissekoppe hebbe ’t te druk met hun mobieltje en een grote kerel kijkt verveeld uit ’t raampie en doet net of ie niks hoort of ziet. Ik bedoel maar... die onverschilligheid. Schelde ze dat mens uit voor heks, dus ik zat me te verbijte. En ja hoor bij de eerstvolgende halte moste die knape d’r uit. Ik was nog niet bij de markt maar ik denk... jullie zijn mijn. Dus ik d’r achteran. Ik grijp de knaap met de grootste muil in ze kippenek en ik vraag suikerzoet; “zeg lieverd, heb jij geen oma?” Ja eerst paaie en dan er op los hé. Nou hij had een hele lieve oma zei die. Ik zeg, hoe zou jij het vinde als ze werd gepest door een stelletje raddraaiers?”
”Nou niet leuk natuurlijk.” Zegt ie timide. Het muntje viel en met een beschaamde kop drope ze af. Kijk, iemand moet er toch een keertje wat van zegge anders lere ze het nooit.”

“Ach Bep, ik weet ook niet wat het is, of de mensen durven er niets meer van te zeggen of het laat ze gewoon koud.”
“Ja, maar het mooiste mot noch komme” zegt Bep glunderend.

“Ik voelde me dus heel wat hé na die laatste preek. Ik denk bij me eige, zo Bep dat heb je keurig opgelost zonder je hande vuil te make. De dominee zou d´r jaloers op weze. Kom ik bij de markt staat daar zo’n jochie van pak weg, een jaar of dertien. Die staat daar fikkie te stoke. Lekker, brandend papier in de glasbak proppe. D’r lope zat mense langs en niemand die d’r wat van zegt. Aangezien ik me dag toch al had zeg ik tege dat knapie, “Zo mop, geef jij die aansteker maar ’s aan tante Bep.” Hij geeft me braaf die aansteker en ik vraag... doe je dat thuis ook?.......... “ 

Bep begint plotseling te gieren en slaat hard met haar hand op tafel waardoor de muntjes van het schoteltje stuiteren en over tafel dansen. Haar gierende uithalen gaan over in een soort gehinnik. De tranen rollen over haar wangen. Ze trekt een stuk wc papier van de rol die voor haar op tafel ligt en veegt de mascara van haar wangen.
” Ik vraag dus, doe je dat thuis ook? Wat denk je dat ‘t knapie zegt.”
“Geen idee Bep” zeg ik geschrokken.

“Nee ...... want we hebben thuis geen glasbak!!!”

© Ingrid Punt